BENG staat voor ‘bijna energieneutraal gebouw’ en het zijn de energie-eisen welke op 1 juli 2020 in de plaats komen van de huidige EPC.
De energieprestatie wordt uitgedrukt met drie indicatoren:
• BENG 1: De energiebehoefte van het gebouw in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar.
• BENG 2: Het primair (fossiele) energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar.
• BENG 3: Het aandeel hernieuwbare energie in procenten.
De eisen die aan deze indicatoren worden verbonden, worden wettelijk vastgelegd en gelden vanaf 1 januari 2020 voor alle nieuwe gebouwen.
De BENG indicatoren hebben betrekking op gebouwgebonden functies. Bij woningbouw zijn dat energie voor verwarming en koeling, tapwaterverwarming en hulpenergie voor installaties (pompen en ventilatoren). Bij woningenbouw wordt de energie voor verlichting buiten beschouwing gelaten. Ook huishoudelijke apparaten tellen niet mee.
Een gebouw moet gelijktijdig aan de drie indicatoren voldoen. De indicatoren hangen met elkaar samen, maar het is niet mogelijk een onvoldoende op de ene indicator te compenseren met een ruime voldoende op een andere. Bij utiliteitsgebouwen zien de indicatoren en eisen er overigens iets anders uit.
Inhoud
BENG 1: energiebehoefte
De eerste BENG-indicator heeft betrekking op de hoeveelheid energie die een woning vraagt voor verwarming en koeling. De energiebehoefte wordt uitgedrukt in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (niet te verwarren met de kilowatturen op de elektriciteitsmeter).
BENG-1 is voor de meeste grondgebonden woningen gesteld op maximaal 55 kWh/m2.jaar.
Bij woongebouwen is BENG-1 in de meeste gevallen 60 kWh/m2.jr.
De geometrie van een gebouw heeft invloed op de eis voor BENG-1. De geometrie wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het verliesoppervlak (Als) en het gebruiksoppervlak (Ag) van een woning. Als deze verhouding ongunstig is, wordt de grenswaarde voor BENG-1 hoger. Bij grondgebonden woningen ligt de ‘knik’ in de grafiek bij een Als/Ag van 1,5. Bij een woongebouw ligt de ‘knik’ bij 1,83.
Bij woongebouwen is de grenswaarde voor BENG-1 meestal 5 kWh/m2 hoger dan voor grondgebonden woningen. Bij woongebouwen met een ongunstige geometrie is dat niet zo. Bij gebouwen met een lichte bouwconstructie (zoals skeletbouw op basis van staal of hout) is de grenswaarde voor BENG-1 met 5 kWh/m2.jr verhoogd. In de grafiek is dit weergegeven met een lichtblauwe lijn.
In de praktijk komen we met Als/Ag vaak tot deze uitkomst:
Woongebouwen (flatwoning bijvoorbeeld): 0,8 – 1,8
Tussenwoningen: 1,2 – 2,0
Hoekwoningen en 2-kappers: 1,6 – 2,4
Vrijstaande woningen : 1,8 – 3,0
BENG 2: primair fossiel energiegebruik
De tweede BENG-indicator begrenst de hoeveelheid fossiele brandstoffen die een woning jaarlijks gebruikt. Het gaat om energie uit aardgas (koken, tapwater en verwarming), het niet-hernieuwbare deel van externe warmtelevering en fossiele brandstoffen die nodig zijn om elektriciteit op te wekken. Ook uitgedrukt in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar
BENG 3: aandeel hernieuwbare energie
BENG 3 stelt een minimum aan het aandeel hernieuwbare energie uitgedrukt in %.
De nieuwe BENG norm per 1 juli 2020:
De BENG systematiek De eisen zijn gesteld op basis van de Trias Energetica, een driestappenstrategie om een energiezuinig ontwerp te maken:
BENG 1
Voor het bepalen van de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar wordt de energiebehoefte voor verwarming en koeling
opgeteld. Hierbij wordt gerekend met een vastgesteld ‘neutraal’ ventilatiesysteem. De energiebehoefte kan worden ingevuld met hernieuwbare of fossiele energie. Voor de energiebehoefte is de verhouding van het verliesoppervlak (Als) ten opzichte van het gebruiksoppervlak (Ag) van belang. Dit is de zogenoemde compactheid Als/Ag (ook wel geometrieverhouding of vormfactor genoemd). Verliesoppervlak wil zeggen de hoeveelheid oppervlak waardoor een gebouw warmte kan verliezen (bijvoorbeeld via het dak of een gevel). Hoe compacter een gebouw is hoe minder verliesoppervlak dat gebouw heeft ten opzichte van het gebruiksoppervlak. Om te voorkomen dat gebouwen met een relatief groot verliesoppervlak in verhouding tot het gebruiksoppervlak, zoals bijvoorbeeld een tiny house of seniorenwoning moeilijk aan de eisen kunnen voldoen, is er voorzien in een gebouwvorm-afhankelijke eis zodat de hoogte van de eis mede afhankelijk is van de compactheid van het gebouw.
BENG 2:
Het maximale primair fossiel energiegebruik, in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar is een optelsom van het primair energiegebruik voor verwarming, koeling, warmtapwaterbereiding en ventilatoren. Voor utiliteitsgebouwen telt ook het primair energiegebruik voor verlichting en voor bevochtiging (indien aanwezig) mee. Voor zowel woningen en utiliteitsgebouwen geldt dat, als er zonnepanelen of andere hernieuwbare energiebronnen aanwezig zijn, de opgewekte energie van het primair energiegebruik wordt afgetrokken.
BENG 3:
Het aandeel hernieuwbare energie wordt bepaald door de hoeveelheid hernieuwbare energie te delen door het totaal van hernieuwbare energie en primair fossiel energiegebruik.
Bij primair fossiel energiegebruik worden de systeemverliezen (zoals leidingverliezen bij verwarming), hulpenergie (zoals pompen) en het rendement van de opwekkers (zoals de CV ketel) en afgifte-elementen (bijvoorbeeld radiatoren en convectoren) meegenomen. Verder wordt ook –in tegensteling tot hetgeen het geval is bij de energiebehoefte- het energiegebruik ten behoeve van warmtapwater in rekening gebracht. Bij de energiebehoefte wordt, gedifferentieerd naar compactheid, alleen naar de thermische kwaliteit en de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil gekeken.
Wat aan bovenstaande nieuwe norm ondermeer vooraf ging:
Mei 2018, bron/publicatie door Bas Hasselaar, Adviseur Bouwfysica en Duurzaamheid at DGMR
De afgelopen weken is er veel discussie geweest toen bekend werd gemaakt dat de huidige berekenwijze van BENG 1 wordt aangepast. Maar hoe zit dat nou ook alweer met ventilatie en BENG? Hierbij een samenvatting voor diegenen die er wel over hebben gehoord, maar niet precies weten hoe het nou zit.
De meeste mensen zullen op de hoogte zijn van het feit dat per 1 januari 2020 de huidige EPC eisen zullen worden vervangen door BENG eisen. BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen, en is onder te verdelen in 3 eisen (ik beperkt me even tot de eisen voor woningen):
– Woningen mogen niet meer dan 25 kWh/m2.jr aan energie verbruiken voor verwarmen en koelen. Deze eis richt zich op de gebouwschil: goede isolatie en kierdichting is nodig om deze eis te kunnen halen.
– Het primair fossiel energieverbruik mag niet meer zijn dan 25 KWh/m2.jr voor verwarming, koeling, warm tapwater en ventilatoren. Het verschil met de vorige eis is dat in deze eis alle installaties meegenomen worden. BENG 1 richt zich puur op bouwkundige maatregelen, BENG 2 op installatietechnische maatregelen. Daarnaast mag zelf opgewekte duurzame energie worden afgetrokken van het energieverbruik.
– Woningen moeten minstens 50% van de benodigde energie zelf duurzaam opwekken. Hoe groter de hoeveelheid zelf opgewekte energie, hoe kleiner de resulterende BENG 2.
Voorgenomen eisen
Wat belangrijk is om te vermelden, is dat bovengenoemde eisen vóórgenomen eisen zijn. Ze staan nog niet vast. Ze zijn al wel geformuleerd en gepubliceerd met als doel de markt vast te laten wennen aan de eisen en om te kijken wat voor reacties erop zouden komen, zodat ze eventueel nog verbeterd kunnen worden. En dat is ook precies wat er nu aan de hand is, met name op BENG 1.
Verband met EPC
U moet weten dat de wijze van berekenen niet volledig opnieuw is bedacht. BENG 1 is een afgeleide van de wijze waarop de EPC werd berekend, namelijk NEN7120. In deze norm wordt voorgeschreven hoe het energieverlies inclusief ventilatie door een gebouwschil berekend moet worden, waarbij het energieverlies kan worden beperkt door warmteterugwinning op de ventilatie toe te passen. Logisch, dat bespaart immers energie.
Warmteterugwinnning
Waar nu de discussie over BENG 1 over gaat, is nou net dat laatste puntje: warmteterugwinning. In de huidige voorgestelde eis wordt de berekenwijze van NEN7120 aangehouden, inclusief warmteterugwinning op de ventilatielucht via een lucht/lucht warmtewisselaar. In andere woorden, middels balansventilatie (systeem D). Dit zou betekenen dat als de voorgenomen eisen ongewijzigd zouden worden doorgevoerd, de overheid bij wet zou bepalen dat alle nieuwe woningen balansventilatie moeten krijgen, omdat anders niet (nauwelijks) aan de regelgeving is te voldoen. Het effect van warmteterugwinning is namelijk groot in een goed geïsoleerde woning. Andere wijze van warmteterugwinning, bijvoorbeeld via een ventilatieluchtwarmtepomp, worden niet beoordeeld in BENG 1, want dit zijn installatietechnische oplossingen, en horen in de BENG 2 eis thuis. Dat balansventilatie ook een installatietechnische oplossing is, wordt over het hoofd gezien, want de berekenwijze is gestoeld op NEN7120, waar balansventilatie in is opgenomen, maar andere typen van warmteterugwinning niet. Warmtepompen bestonden immers nog nauwelijks toen de NEN7120 werd geschreven.
Onvrede
U begrijpt, dit viel niet goed bij veel mensen, mij inclusief. Ik heb zelf een zeer gezonde, comfortabele en energieleverende woning gebouwd, met natuurlijke toevoer en warmteterugwinning op de afgezogen ventilatielucht middels een warmtepomp. En ik voldoe bij lange na niet aan de voorgestelde BENG 1 eis, terwijl ik alle warmte terugwin en een energieleverende woning heb. Over twee jaar zou ik mijn woning dus niet mogen bouwen als de voorgestelde eisen ongewijzigd zouden worden doorgevoerd.
Aanpassing
Naar aanleiding van de verontwaardiging vanuit de markt, inclusief (natuurlijk) leveranciers van natuurlijke ventilatiesystemen, is toen bekend gemaakt dat de berekenwijze voor BENG 1 zal worden aangepast. Voor energieverliezen door ventilatie zal een forfaitair getal moeten worden ingevuld dat voor alle ventilatiesystemen hetzelfde zal zijn en de grenswaarde van 25 kWh/m2.jr zal worden aangepast. Waarnaar is nog onbekend, daar wordt nog aan gerekend.
Heftige discussie
Natuurlijk leidde dit ook weer tot heftige discussies, dit keer aangezwengeld door de voorstanders van balansventilatie. Zij zagen immers hun voordeel ten opzichte van natuurlijke ventilatie in de BENG 1 eis verdwijnen. Argumenten werden gebruikt dat het van de zotte was dat er roosters direct naar buiten worden gemaakt in zeer goed geïsoleerde en kierdichte huizen en dat ijskoude lucht naar binnen zou stromen en comfortproblemen zou geven en natuurlijke toevoer werd weggezet als techniek uit de jaren 70.
Eigen keuze
Omdat ik een rationele keuze heb gemaakt voor natuurlijke toevoer èn een heel comfortabel huis heb, zal ik toelichten waarom ik het een goede beslissing vind om ventilatieverliezen forfaitair te maken in BENG 1. Om de energiebalans van een woning te bepalen moet gekeken worden naar de schil: hoeveel energie gaat erin, hoeveel gaat eruit. Deels is dat warmte via geleiding en straling, deels is dat warmte via ventilatie. Voor ventilatie moet de temperatuur van de ingaande lucht worden vergeleken met de uitgaande lucht, pas dan weet je het energieverlies. Wat er binnen de gebouwschil met die lucht wordt gedaan is onderdeel van BENG 2. Warmte terugwinning via een wisselaar of een warmtepomp is niet relevant, een persoonlijke keuze met verschillende technieken en mate van efficiëntie, afhankelijk van het seizoen. Balansventilatie is puur op lucht/lucht warmteterugwinning efficiënter in de winter, een warmtepomp is efficiënter gedurende de rest van het jaar.
Lange termijn ontwerp
Ik heb ervoor gekozen mijn woning niet op de (steeds kortere) koude periode te ontwerpen waarbij het buiten vriest, maar juist op de (steeds langere) warme periode waarbij ik optimaal kan genieten van lucht en licht zonder last te hebben van oververhitting. Met nog steeds volledige warmteterugwinning uit mijn ventilatielucht. Gelukkig wordt de voorgestelde rekenmethode voor BENG 1 aangepast, dan kan mijn woning tenminste op een eerlijke wijze vergeleken worden met woningen met een balansventilatiesysteem.